Afhankelijk van de situatie
Per situatie kan Ik kan mijn taak doen iets anders betekenen wat betreft het energieniveau van het kind. Tijdens het geven van een presentatie is het niet erg om heel energiek te zijn. Je bent daardoor heel alert en kunt snel reageren op bijvoorbeeld vragen. Ik kan mijn taak doen kan dan betekenen dat je best druk bent. Dus een druk kind zet de wijzer in deze situatie op het hondje. Als hij echter zo druk is dat hij delen van zijn spreekbeurt vergeet, dan gaat de wijzer naar de aap (die is enthousiast druk, hij wil bewegen) of de haas (die kan nerveus druk zijn, er passen geen prikkels meer bij).
Wanneer een kind tijdens de lunchpauze in het zonnetje zit te genieten van zijn boterham, dan mag hij best rustig zijn, want dat is prima voor die situatie. Dus een rustig kind zet de wijzer in deze situatie op Ik kan mijn taak doen. Maar als hij niet hoort dat hij geroepen wordt omdat de les weer begint, dan moet de wijzer op ik voel me sloom.
Afhankelijk van de leeftijd
Hoe jonger het kind, hoe meer jouw rol leidend is bij het gebruik van de prikkelmeter. Jij bent dan degene die aangeeft wat je ziet (“Je ziet er een beetje slaperig uit.” “Kijk, dat past bij deze beer. Die heeft meer prikkels nodig om actief genoeg te zijn om mee te kunnen doen.”) Op die manier kunnen de kinderen leren denken over meer of minder prikkels nodig hebben om zich prettig te voelen en mee te kunnen doen.
Ze kunnen dan hoe zij zich voelen gaan koppelen aan een tekort of een teveel aan prikkels. Met de hulp van een visualisatie, de dieren. En gaan begrijpen dat je daar iets aan kunt doen. (“Laten we eerst even een beweegliedje doen samen. Daar wordt je actiever van en kun je beter aan je taak werken.”)
Hoe ouder het kind, hoe meer je je kunt beperken tot een goede uitleg van de prikkelmeter en dan kunnen zij zelf aan gaan geven hoe zij zich voelen (welk dier zij zijn op dat moment) en wat zij dus nodig hebben (meer of minder prikkels).
Hetzelfde geldt voor de strategieën. Bij jonge kinderen bied je die aan. Hoe meer ze begrijpen waar die strategieën bij helpen, hoe meer zij er zelf om kunnen vragen en ze zelfstandig(er) uit kunnen gaan voeren. Bij een ouder kind bespreek je wat er mogelijk is, en geef je het kind de keuze voor wat het wil gaan proberen. Natuurlijk begeleid je dat. En hoe meer het kind begrijpt, hoe actiever de rol van het kind kan zijn.